Immateriële schadevergoeding van het UWV

05 augustus 2022 Geschreven door: Stéphanie Heijtlager

Als het UWV een onrechtmatig besluit heeft genomen, dan kan de benadeelde (lees: verzekerde of belanghebbende werkgever) een verzoek tot schadevergoeding indienen. Veelal gaat het dan om de materiële schade die het rechtstreeks gevolg is van het onrechtmatige besluit, maar komt ook emotionele (immateriële) schade voor vergoeding in aanmerking?

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 20 juli 2022 hierover een uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBNNE:2022:2610). In deze zaak gaat het over een IVA-gerechtigde van wie het UWV per abuis (zo erkende het UWV ook in de gegrond verklaarde bezwaren van de IVA-gerechtigde) meerdere voorschotten op de IVA-uitkering heeft teruggevorderd. De IVA-gerechtigde is – ondanks de gegrondverklaringen van zijn bezwaar – tegen de terugvorderingsbeslissingen in beroep gekomen bij de rechtbank en heeft bij die gelegenheid een schadeverzoek (artikel 8:88 Awb) ingediend. De IVA-gerechtigde vordert zowel materiële schade als immateriële schade. 

De rechtbank oordeelt overigens dat de IVA-gerechtigde geen procesbelang heeft bij het beroep tegen de terugvorderingsbeslissingen. Het UWV heeft immers de bezwaren gegrond verklaard en de terugvorderingsbeslissingen herzien. Wat betreft het schadeverzoek is de IVA-gerechtigde wel ontvankelijk. De bezwaren zijn door het UWV gegrond verklaard en daarmee staat vast dat sprake is van een onrechtmatige besluiten (één van de vereisten om een schadeverzoek ex artikel 8:88 Awb in te dienen).

Materiële schade

De IVA-gerechtigde vordert een bedrag van € 8.675,70 aan materiële schade. Deze schade ziet onder andere op de tijd die is besteed aan de afhandeling van de stukken. Zo zou hij 176 uur (!) hebben besteed aan het maken van bezwaar en de aanmaningen van het UWV, de verzendkosten en printkosten van de stukken die hij heeft ingediend.

De rechtbank oordeelt dat deze materiële kosten voor het overgrote deel niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het besluit proceskosten bestuursrecht voorziet immers in een forfaitair systeem voor vergoeding van dergelijke kosten, mits deze kosten door een professioneel gemachtigde (in de regel een rechtsbijstandverlener, zoals een advocaat) zijn gemaakt. Dat meneer een "professioneel tekstschrijver" is, maakt dat volgens de rechtbank niet anders. Wel kent de rechtbank materiële schadevergoeding toe voor de gemaakte materiaalkosten en verzendkosten, een bedrag van € 130,-.

Immateriële schade

Naast de materiële schade vordert de IVA-gerechtigde - als gezegd - ook immateriële schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van de onrechtmatige besluiten van het UWV. Meneer heeft – naar eigen zeggen – ernstig psychisch geleden onder de druk die de terugvorderingen met zich mee hebben gebracht. Hij heeft als gevolg van het handelen van het UWV o.a. traumatische gevoelens, hoofdpijn en is stressgevoeliger geworden. 

Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt dat het vaststaat dat het UWV fouten heeft gemaakt in het dossier van de IVA-gerechtigde en dat het de rechtbank ook duidelijk is dat deze fouten meneer persoonlijk hebben geraakt, maar een medisch objectiveerbare onderbouwing voor het geestelijk letsel dat meneer door deze onrechtmatige besluitvorming zou hebben opgelopen ontbreekt. Desondanks kent de rechtbank wel een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding toe:

“ (…)

Hoewel een medisch objectiveerbare onderbouwing waaruit blijkt dat eiser door de onrechtmatige besluitvorming van het Uwv geestelijk letsel heeft opgelopen, ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat vanwege de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor eiser, hij op andere wijze in zijn persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het BW. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser, zoals uit de hiervoor bedoelde stukken van zijn psychiater blijkt, al langere tijd psychische klachten heeft en dat het niet ondenkbaar is dat die klachten als gevolg van de onrechtmatige besluitvorming van het Uwv na 8 oktober 2020 zijn toegenomen.

(…)”

Kortom: een belanghebbende kan bij een onrechtmatig besluit van het UWV ook immateriële schadevergoeding claimen. De lat daarvoor ligt hoog en het is opvallend dat de rechtbank in deze zaak vrij gemakkelijk over deze drempel heen stapt zonder ‘keihard’ bewijs. Volgens vaste rechtspraak ligt de lat voor immateriële schadevergoeding namelijk erg hoog:

“(…)Op degene die schade heeft geleden rust de plicht voldoende aannemelijk te maken dat hij ten gevolge van het onrechtmatige besluit van het UWV zodanig heeft geleden dat sprake was van geestelijk letsel dat kan worden beschouwd als een aantasting van zijn persoon. Gelet ook op de vaste rechtspraak van de Raad op dit punt (bijvoorbeeld: uitspraken van 6 juni 1997, ECLI:NL:CRVB:1997:ZB6223 en 6 mei 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM5973) zal van een veroordeling tot schadevergoeding wegens geestelijk letsel dat kan worden aangemerkt als een aantasting van zijn persoon niet snel sprake zijn, omdat de wetgever hier het oog heeft geacht op ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer als ook op andere persoonlijkheidsrechten van de betrokkene. (…)” (zie bijvoorbeeld deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep)

Gerelateerde artikelen